 
    Het is allemaal zoveel minder
  Het is allemaal zo voorbij
  Het is niet meer hier en niet ginder
  We zijn praktisch dood volgens mij
  Ik zit in het schemer te staren
  Lantarenlicht valt op de vloer
  Mijn hand glijdt vertraagd door mijn haren
  De ondergang ligt op de loer
  Ik ben ziek en jij gaat dood
  Aan kwikvergiftiging of lood
  Ja wij zijn in grote nood
  En het bloed kleurt alles rood
  Ik ben ziek en jij gaat dood
  Beneden op straat ligt een dame
  Een vrachtwagen reed haar net aan (Verkeersoverlast)
  Wie ziet haar vanachter zijn ramen
  Wie durft er naar buiten te gaan (Eenzaamheid van de ouden van dagen)
  Och medemens wij zijn verloren 
  Het gif dampt omhoog uit de grond (Lekkerkerk en dergelijke)
  Wij kunnen elkaar niet meer horen (Geluidsoverlast)
  De decibel snoert ons de mond
  De speeltuin, de bloemen, de bijen
  Het fluiten, we zijn het verleerd (Het wordt allemaal minder)
  De kinderen worden na 't vrijen
  Meteen even geaborteerd (Abortusproblematiek)
  Het lekt in de kerncentrale
  Het dringt in mijn achtertuin door (Tsjernobiel)
  Zo zoet aan begin ik te kalen (Kanker)
  Ook mis ik aan een kant een oor (Van Gogh)
  Mijn broer moest nou eindelijk op kamers
  Uit armoede heeft hij gekraakt (Woningnood)
  Door stormrammen, traangas en hamers
  Is hij invalide geraakt (Verharding van het politie-optreden)
  Bananen en appels en peren
  Ze groeien niet meer aan een boom (Milieuvervuiling)
  Het vlees is niet meer te verteren (Bioindustrie)
  Met al dat sulfiet en hormoon
  Amerika, Rusland, ze dringen
  Die bom wil er nu wel eens uit (Nucleair evenwicht)
  Waarom sta ik hier nog te zingen
  Waarom toch sloof ik me nog uit (Algemeen pessimisme)
  Vaarwel vast, het zal niet meer lang duren
  Kom leg je er nu maar bij neer (Doemdenken)
  Wees lief nog die enkele uren
  Misschien doet het dan niet zo zeer